Reactie op artikel Anna Tilroe

Wat heeft de vorige Raad van Toezicht van het Stedelijk Museum bezield om Ann Goldstein amper drie jaar geleden voor te stellen als ‘de gedroomde kandidaat’? Die droom leverde een directeur op die niet begreep dat een op Amerika en het Westen georiënteerd aankoop- en tentoonstellingsbeleid niet de manier is om het Stedelijk naar de eenentwintigste eeuw te tillen.

Zo opende Kunstcriticus en oud-bijzonder hoogleraar kunst en cultuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen Anna Tilroe haar artikel “Run het Stedelijk toch niet als bedrijf” in het NRC, 25 oktober jongstleden. Tilroe’s pleidooi – snel opgepikt door onder meer de Volkskrant, het Parool, Metropolis M én de Tweede Kamer – gaat er over, meer mensen uit de kunstwereld, in plaats van mensen uit het bedrijfsleven, zitting te laten hebben in de Raden van Toezicht van musea.

Een pleidooi van “Geef kunst weer terug aan de kunstwereld (deze heeft tenslotte verstand van kunst)” steun ik uiteraard. Echter ik struikel over iets. Anna Tilroe stelt dat de vorige Raad van Toezicht een “fout” zou hebben begaan in de aanstelling van de Amerikaanse – met overigens een kunstenaar getrouwde – Ann Goldstein. Die uitspraak kan Tilroe helemaal niet doen, aangezien Goldstein niet is ontslagen wegens slecht gedrag of niet voldoen aan de verwachtingen.

Goldstein heeft aangegeven, nog tot 1 december als directeur van het Stedelijk Museum in functie te zijn. Zij heeft zelf verklaard dat “Haar taak er op zit”. Ik vind het nogal wat: iemand die nog in functie is, afschilderen als mislukt en incompetent. Dat is waar ik over struikel. Het is nogal makkelijk om iemand te bashen die de handdoek in de ring heeft gegooid – zo komt Goldstein’s beslissing ook op mij over. Graag een beetje courtesy voor iemand die zich toch, al met al, drie jaar heeft ingezet voor onze cultuur!

Bovendien heeft Anna Tilroe haar uithaal naar (beter gezegd: over) Goldstein om haar punt te maken, helemaal niet nodig.

Daarbij is Ann Goldstein al een tijd artistiek directeur en Karin van Gilst algemeen directeur. Hiermee geeft het Stedelijk Museum duidelijk aan dat Goldstein niet het ‘bedrijf’ runt en dat dit instituut zakelijk en artistiek niet op één hoop gooit.*

Plaatsvervangend word ik boos, schaam ik me een beetje, en, en…

Ik ben het ook niet eens met de gedachte dat Goldstein alleen de transatlantische relatie heeft benadrukt en de Westerse hegemonie heeft bevestigd. Zo heb ik zelf een lezing van Geeta Kapur bijgewoond; een Indische kunstcritica. En het Stedelijk Museum heeft voor maart 2014 een symposium op het programma staan over ‘Collecting Geographies – Global Programming and Museums of Modern Art’. Dit was al via de e-flux (een internationale emailservice voor de kunstwereld) in juni ofzo bekend. Hiermee loopt het Stedelijk Museum precies in de pas met de internationale trend om de Westerse hegemonie te her-evalueren.

Wat zegt dit over de stand van de Nederlandse kunstwereld, wanneer we buitenlandse directeuren, in een globaliserende kunstwereld, op deze wijze afdanken? (De koppeling makend naar Moed: wie hoor ik hier over?)

Door Goldstein zo te behandelen wordt gelijk een schaduw geworpen over het feit dat buitenlandse directeuren iets van zichzelf kunnen meenemen. Ze mogen kennelijk geen eigen stempel op het beleid drukken.*

Wat ik wel vind is dat Goldstein met haar zwijgzaamheid een beetje over zich afroept dat mensen agressief met haar omgaan. (Zwijgen – of haar variant: een slap overkomend excuus – is naar mijn mening een vorm van buitensluiten. De dialoog niet aangaan is in mijn ervaring een vorm van beschadigen en past bovendien niet in een democratische traditie.) Ann Goldstein kan er ook voor kiezen om iets meer inzage in haar motieven voor vertrek te geven – en dit zouden dan tevens goede aanbevelingen kunnen zijn in relatie tot de nieuw aan te stellen directeur.

 

Filia den Hollander is beeldend kunstenaar. Zij heeft in 1993 en 1994 gestudeerd aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten, Amsterdam. Anna Tilroe was er toen hoofd van de theoretische afdeling.

* De opmerkingen met een asterix zijn aangedragen door kunsthistorica Frederike Stive.